Dagblad Kennemerland kopt: “Einde harddraverij Heemskerk dreigt door steeds duurdere vergunning”. Maar er is geen Heemskerker die zich kan voorstellen dat de harddraverij zou verdwijnen. Wie heeft er gelijk? Dat zal de komende tijd blijken. De harddraverijvereniging is een gezonde organisatie met een goede financiële reserve. Die reserve wordt in stand gehouden om een grote tegenvaller te kunnen opvangen, bijvoorbeeld als de draverij door omstandigheden (weer, calamiteiten) op het laatste moment zou moeten worden afgelast. Simpel gesteld, het bestuur heeft door verantwoord financieel beheer een spaarcentje achter de hand.
De alarmbellen zijn gaan rinkelen door de zogenoemde ‘legesverordening’ van de gemeente Heemskerk, die in 2024 is gewijzigd en op donderdag 12 december door de gemeenteraad ook voor 2025 wordt vastgesteld. Wat is precies het probleem?
De harddraverijvereniging moet elk jaar een vergunning aanvragen om de kortebaandraverij te mogen organiseren. De kosten van de vergunningaanvraag bedroegen in 2023 nog € 24,55. In 2024 heeft de vereniging van de gemeente een factuur ontvangen voor het 82-voudige: € 2.023,75. Voor 2025 wordt dit bedrag nog eens met bijna 10% verhoogd. Maar daarmee is het niet klaar. Voor een evenement met meer dan 10.000 bezoekers geldt zelfs het 407-voudige: € 10.000. Omdat de harddraverij rond dat bezoekersaantal zit, kan er op een dag een rekening van 10.000 euro op de mat vallen. Dat bedrag is onbetaalbaar zonder de contributie en de entreeprijs – vorig jaar al met respectievelijk 50% en 25% verhoogd – opnieuw te verhogen. En dat wil het bestuur niet. De harddraverij moet voor iedereen toegankelijk blijven: een volksfeest zoals het sinds 1925 bedoeld is.
Kosten vergunning
De gemeente stelt dat de vergunningverlening kostendekkend moet zijn, wat begrijpelijk is. Maar bij de vaststelling van de legesverordening vorig jaar nam de gemeenteraad unaniem een amendement aan waarin het college opdracht kreeg “te borgen dat verhoging van de leges geen risico vormt voor het bestaansrecht van niet-commerciële en kleine evenementen”. De harddraverij heeft geen enkel commercieel oogmerk en streeft louter naar een sluitende exploitatie, om te waarborgen dat –wat er ook gebeurt– de draverij elk jaar weer opnieuw kan worden georganiseerd.
De vraag is waarom de vergunningverlening de gemeente zoveel tijd kost dat er bedragen van € 2.000 tot € 10.000 in rekening moeten worden gebracht. De vergunning is elk jaar exact hetzelfde, op één nieuwe regel na die de gemeente jaarlijks toevoegt. Daar voldoet het verenigingsbestuur aan, waarna opnieuw dezelfde vergunningaanvraag wordt ingediend, aangevuld met dat ene puntje. Het zou zoveel eenvoudiger zijn als er een doorlopende vergunning zou bestaan, die jaarlijks alleen hoeft te worden getoetst aan eventuele nieuwe eisen of verbeterpunten op basis van de laatste editie.
Subsidie aanvragen bij de gemeente om de gemeente te betalen
In plaats van de vergunningaanvraag te vereenvoudigen, stelt de gemeente voor om subsidie aan te vragen om de rekening van diezelfde gemeente te kunnen voldoen. Een subsidieaanvraag betekent nóg meer werk voor de gemeente, zonder dat hier dekking tegenover staat. Dit lijkt ons als vereniging een toepasselijk voorbeeld van ‘het paard achter de wagen spannen’.
Zolang het aan ons ligt, komt de toekomst van de harddraverij niet in gevaar. Maar het gevaar ontstaat wél als het unanieme raadsbesluit om niet-commerciële evenementen te beschermen volledig wordt genegeerd. De leges hebben in 2024 al een gat van ruim € 2.000 in de begroting geslagen (ons bezwaar dreigt te worden afgewezen). Met het 100-jarig bestaan in zicht vrezen we het ergste: een extra evenement op zaterdag 14 juni in het dorpscentrum (hoe hard rinkelt dan de kassa?) én het Nederlands Kampioenschap Kortebaan op donderdag 4 september. Als we de ‘pech’ hebben dat het mooi weer wordt, overschrijden we de grens van 10.000 bezoekers en gaan we alsnog onze financiële ondergang tegemoet. Daar helpt geen lieve moeder aan, laat staan een spaarzame penningmeester.